Ziens­wijze ontwerp­be­sluit omge­vings­ver­gunning Nieuwe Steeg 6 in Leersum


26 augustus 2022

Aan het college van Burgemeester en Wethouders van Utrechtse Heuvelrug

Postbus 200

3940 AE Doorn

Driebergen, augustus 2022

Betreft: Zienswijze ontwerp omgevingsvergunning Nieuwe Steeg 6 (zaakkenmerk HZ_WABO-21-2424)

Geacht college,

Hierbij maken wij onze zienswijze kenbaar met betrekking tot uw voornemen om de omgevingsvergunning, inhoudende het bouwen van een varkensstal, het gedeeltelijk vervangen en uitbreiden van een rundveestal en het wijzigen van de dierbezetting (gedeeltelijk) te verlenen.

Wij kunnen ons niet verenigen met uw voornemen om de omgevingsvergunning te verlenen voor een deel van de door de aanvrager aangevraagde activiteiten en dienen daarom deze zienswijze in.

I Geen sprake van intern salderen en ontbreken Aerius-berekening

In het ontwerpbesluit wordt gesteld dat er geen sprake is van een toename van stikstofdepositie. Hierbij wordt verwezen naar de verleende vergunning op grond van de Wet natuurbescherming van 17 mei 2017, waarbij de ammoniakemissie is bepaald op 5.987,8 kg NH3/jaar. Als gevolg van de voorgenomen veranderingen zou de ammoniakemissie gaan toenemen van 4.771,4 kg NH3/jaar naar 5.959,2 kg NH3/jaar. Daarbij is de insteek dat de extra stikstofemissie die de uitbreiding van het aantal varkens en runderen zal veroorzaken, wordt weggenomen door (in dit geval) de emissiearme nieuwe stalsystemen met bijbehorende luchtwassers. Nu de geschatte ammoniakemissie onder de toegestane ammoniakemissie van de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming blijft, zou er sprake zijn van intern salderen.

Bij de beoordeling van de stelling dat er sprake is van intern salderen en er daarom geen vergunningplicht geldt, dient uw college een toereikend inzicht te hebben in de stikstofemissie door het bedrijf in de vergunde situatie van 2017 (de referentiesituatie) en in de aangevraagde situatie.

Uw college is bij de beoordeling van de aanvraag voor de emissiearme stalsystemen uitgegaan van de emissiecijfers gebaseerd op de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav). De Rav-emissiefactoren zijn niet gebaseerd op de beste beschikbare wetenschappelijke technieken, maar gebaseerd op een beperkt aantal metingen aan per stalcategorie beperkt aantal proefstallen, veelal verouderd en niet gevalideerd in de praktijk. Op basis van die metingen worden in de Rav voor emissiearme stalsystemen lagere emissiefactoren gehanteerd dan voor reguliere stalsystemen.

Uit pagina 22 van het rapport Stikstofverlies uit opgeslagen mest [1] van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) volgt dat de onzekerheid in de emissiefactoren groot is. Dit wordt bevestigd in het eindrapport van het Adviescollege Meten en berekenen stikstof van de commissie Hordijk. Er mag niet worden aangenomen dat de Rav-emissiefactoren voor de betrokken huisvestingssystemen een reële weergave vormen van de feitelijke ammoniakemissie.

Op grond van vaste rechtspraak moet het op grond van objectieve gegevens uitgesloten zijn dat het initiatief niet zal leiden tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie en het derhalve geen significante gevolgen zal hebben voor een Natura 2000-gebied. Zoals hiervoor betoogd, kan niet langer worden volgehouden dat er wetenschappelijke zekerheid bestaat omtrent de emissiefactoren in de Rav. Dat er op dit moment onvoldoende wetenschappelijke zekerheid bestaat of de emissiefactoren uit de Rav een reële weergave behelzen van de werkelijk optredende ammoniakemissie, wordt ook bevestigd in actuele rechtspraak.

Dit lichten wij hieronder toe.

In een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: AbRvS) van 29 mei 2019 heeft de afdeling aangegeven dat voor het bepalen van de omvang van de emissie van de aangevraagde activiteiten niet zonder meer aansluiting kan worden gezocht bij de emissiefactoren die in de Regeling ammoniak en veehouderij voor bepaalde emissiearme stalsystemen zijn opgenomen. [2]

Ook de rechtbank Noord-Nederland heeft op 11 maart 2021 geoordeeld dat de enkele vaststelling door de minister van de ammoniakemissies onvoldoende is om de stelling te kunnen handhaven dat er sprake is van voldoende wetenschappelijke zekerheid ten aanzien van deze emissies, wat tot op heden nog niet is gebeurd. [3]

In een uitspraak van 22 september 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland eveneens bepaald dat met het hanteren van de Rav-emissiefactoren voor emissiearme stallen onvoldoende zeker is dat de wijziging van de veehouderij als een situatie van intern salderen kan worden aangemerkt. Daardoor is niet op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat die wijziging significante gevolgen heeft en geldt de reguliere vergunningplicht en het vereiste dat een passende beoordeling wordt gemaakt. [4]

Opnieuw wordt in de uitspraak van 11 mei 2022 door de rechtbank Overijssel haar twijfel uitgesproken over de juistheid van de Rav- emissiefactoren voor emissiearme stallen. Dit naar aanleiding van eerder genoemd CBS rapport, waarin staat opgenomen dat er geen verschil is in stikstofverlies tussen emissiearme en overige stallen. Ook staat in dit rapport dat het stikstofverlies bij emissiearme huisvesting relatief groot is en dat dit doet vermoeden dat de veronderstelde effectiviteit van emissiearme huisvesting wordt overschat. [5]

Hoewel op dit moment de Raad van State zich buigt over de vraag of de emissiefactoren voor emissiearme stalsystemen voldoende wetenschappelijke zekerheid bieden, laat het voorgaande zien dat de rechtbanken van oordeel zijn dat dit niet het geval is. De stelling dat er geen sprake is van een toename van de stikstofemissie en dientengevolge van de stikstofdepositie, voldoet niet aan de zekerheidsvereisten die de habitattoets in het kader van het voorzorgbeginsel vereist. Er is geen zekerheid dat de stikstofdepositie niet toeneemt. Er is dan ook geen zekerheid dat de natuurlijke kenmerken van de stikstofgevoelige habitat in het omliggende Natura 2000-gebied niet verslechteren. Het voorgaande betekent dat uw college bij de beoordeling van de aanvraag niet zonder meer mocht uitgaan van de juistheid van deze Rav-emissiefactoren en dat de stelling dat er sprake is van intern salderen, onvoldoende is onderbouwd.

Ontbreken AERIUS berekening

Wij hebben geconstateerd dat de aanvraag om een omgevingsvergunning onvolledig is , nu door de aanvrager is nagelaten om een of meerdere AERIUS berekeningen aan te leveren waaruit zou moeten blijken dat significant negatieve effecten vooraf zijn uit te sluiten. Een AERIUS berekening is immers verplicht voor de aanvraag van activiteiten zoals het onderhavige. Uw college had dan ook niet zonder meer de aanvraag in behandeling mogen nemen, maar aanvrager een termijn moeten stellen om een of meerdere AERIUS-berekeningen aan te leveren.

In de ontwerp-omgevingsvergunning heeft ook uw college nagelaten om door middel van een of meer AERIUS-berekeningen aan te tonen dat geen redelijke wetenschappelijke twijfel bestaat dat de stikstofdepositie in de aangevraagde situatie gelijk is aan of lager is dan de stikstofdepositie die optreedt als gevolg van de Natuurbeschermingswet-vergunning. In de voortdurende discussie over de representativiteit van de emissiefactoren in de Rav had het op uw weg gelegen om dit aan te tonen.

II Toekomstige ontwikkelingen

Bij de overwegingen met betrekking tot de activiteit milieu wordt in het ontwerpbesluit aangegeven dat bij de beslissing onder meer toekomstige ontwikkelingen zijn betrokken. Wij zien deze afweging echter niet terug in het ontwerpbesluit. Zeer actueel zijn immers de stikstofplannen van het kabinet met betrekking tot de landbouwsector, inhoudende dat de landbouwsector zijn stikstofuitstoot komende decennium met 39 kiloton moet terugdringen. Voor de provincie Utrecht betekent dit dat de stikstofuitstoot met 46 procent omlaag moet. [6] Uit recente berekeningen van het ministerie van Financiën blijkt dat ongeveer 11.200 boerenbedrijven moeten stoppen en nog eens 17.600 boeren hun veestapel fors zullen moeten inkrimpen, met een derde tot bijna de helft. [7] Onderhavige aanvraag betreft een uitbreiding van intensieve veehouderij welke bovendien in de nabijheid ligt van een Natura 2000 gebied die gevoelig is voor stikstof. Daarnaast betreft dit een van de grotere veehouderijen in de omgeving. Onomstotelijk staat vast dat intensieve veehouderij verantwoordelijk is voor een fikse uitstoot van metalen, stikstof en ammoniak, wat naast milieuschade ook leidt tot allerhande luchtwegproblemen bij mensen. Een uitbreiding van het aantal dieren is onbegrijpelijk in het licht van deze ontwikkelingen. In het ontwerpbesluit wordt tot onze ontsteltenis op geen enkele wijze aangegeven hoe de huidige ontwikkelingen bij de besluitvorming is meegenomen. Het komt daarnaast de rechtszekerheid zeker niet ten goede indien uw college nu zou besluiten om voor de uitbreiding van veestapel een omgevingsvergunning te verlenen en op een later moment – in het kader van de hiervoor geschetste ontwikkelingen – alsnog de omgevingsvergunning in te trekken dan wel hieraan voorwaarden aan te stellen. In het kader van behoorlijk bestuur achten wij het een rechtvaardige zaak indien de omgevingsvergunning niet verleend wordt in afwachting van de huidige ontwikkelingen.

III De te realiseren luchtwasser

Uw college heeft op grond van artikel 3.4.2. van het Beleid planologische afwijkingen gebruik gemaakt van de inherente afwijking voor het realiseren van een luchtwasser met een uitstroomopening op 12 meter hoogte boven maaiveld. Uw college heeft terecht opgemerkt dat op grond van dat beleid de gewenste luchtwasser niet als rechtstreeks toelaatbaar kan worden aangemerkt. Daarom heeft uw college nader advies gevraagd aan de adviseurs van RO en Stedenbouw. Zij hebben het volgende aangegeven: dat de luchtwasser kennelijk deze hoogte moet hebben om goed te kunnen functioneren. En een goede functionaliteit is belangrijk om geurhinder voor in de nabijheid gelegen burgerwoningen te beperken.

Op geen enkele wijze wordt onderbouwd waarom de luchtwasser in dit geval een hoogte van 12 meter moet hebben om goed te kunnen functioneren. Uw college mag alleen afwijken van uw beleid, wanneer dat voor een of meer belanghebbenden wegens bijzondere omstandigheden onevenredige gevolgen zou hebben. Uw college verwijst hierbij voornamelijk naar de noodzakelijke functionaliteit, maar een toelichting waarom een luchtwasser in dit geval wel op een hoogte van 12 meter zou functioneren maar niet op een hoogte van 11 meter ontbreekt. Dit onderdeel van het ontwerpbesluit is derhalve onvoldoende gemotiveerd.

IV Effectiviteit luchtwasser hangt af van controle en handhaving ‘leaflets’

In de aanvraag staat opgenomen dat de zeugenstal volledig wordt vervangen door een nieuw vleesvarkensstal met luchtwasser. De stallen worden mechanisch geventileerd met ventilatoren. De lucht wordt via een luchtwasser geventileerd, zodat emissie van geur, ammoniak en fijnstof worden gereduceerd.

In de uitspraak van de rechtbank van 22 september 2021 [8] hebben zowel Mobilisation for the Environment (hierna: MOB) als de Vereniging Leefmilieu erop gewezen dat onvoldoende kan worden toegezien op de naleving van de leaflets (bij de stalsystemen behorende technische beschrijvingen, waarin staat hoe het stalsysteem gebouwd en gebruikt moet worden) door de gedeputeerde staten. Emissiearme stalsystemen moeten namelijk precies volgens de technische specificaties worden gerealiseerd. Of dat altijd precies zo gebeurt is de vraag. Er wordt door gemeenten en provincies lang niet altijd c.q. heel beperkt gecontroleerd of stallen volgens de voorgeschreven techniek worden gerealiseerd. Verder moeten de systemen goed worden schoongehouden en onderhouden wil het systeem goed blijven werken.

In de praktijk kan nooit goed in de gaten worden gehouden of de veehouderij de leaflet blijvend naleeft. De stalhouder zou bijvoorbeeld om energie te besparen de luchtwasser tijdelijk kunnen uitzetten. Gedeputeerde staten missen hiertoe een duidelijk handhavingskader. MOB en Vereniging Leefmilieu stellen zich hierdoor op het standpunt dat de Rav-emissiefactoren niet kunnen worden gehaald.

De rechtbank deelt het standpunt van MOB en Leefmilieu en oordeelt dat onvoldoende gewaarborgd is dat leaflets worden nageleefd.

Hoewel dit onderdeel handhaving betreft en niet valt binnen het toetsingskader van het ontwerpbesluit dat nu centraal staat, menen wij dat in het kader van een zorgvuldige besluitvorming hier toch een afweging dan wel op zijn minst een overweging aan gewijd moet worden. Immers, zoals reeds in de stukken behorende bij het ontwerpbesluit naar voren komt, heeft aanvrager in het verleden meer varkens gehouden dan toegestaan. Het is ons onbekend of hier destijds handhavend tegen is opgetreden. Het voorgaande in ogenschouw genomen, achten wij het derhalve van belang dat in het bijzonder aandacht wordt besteedt aan het waarborgen dat de leaflets worden nageleefd, bijvoorbeeld in het opnemen van extra vergunningsvoorschriften over dit onderdeel.

V. Uitbreiding kan leiden tot ernstige gezondheidsrisico’s

In de aanvraag is een opmerking opgenomen over zoönosen die in strijd is met de huidige wetenschappelijke inzichten. Het betreft de volgende citaat:

Overdracht van zoönosen vindt meestal plaats via voedsel of door contact met dieren of mest. Ziekteverwekkers die zich via de lucht verspreiden (zoals Q-koorts en aviaire influenza) komen van geiten of pluimvee. Deze dieren zijn niet aanwezig. Wel zijn er twee diersoorten aanwezig: rund en varken, daarin verandert dus niets. Een goede gezondheidsbeheersing en bedrijfshygiëne blijven belangrijk.

In dit citaat wordt kortom gesteld dat varkens geen zoönosen kunnen overdragen. Om dit te weerleggen citeer ik de volgende citaat uit het rapport Zoönosen in het vizier, een rapport opgesteld door de expertgroep zoönosen in opdracht van de rijksoverheid:

Varkens en influenza: (potentiële) risico’s
In de varkenshouderij krijgen zeugen het hele jaar door biggen. Er zijn op zeugenbedrijven dus voortdurend grote aantallen varkens van uiteenlopende leeftijden op het bedrijf aanwezig. Mede daardoor kunnen influenzavirussen (griepvirussen) gedurende lange tijd op een bedrijf blijven circuleren. Het gaat daarbij om virussen die oorspronkelijk afkomstig zijn van (wilde) vogels en van mensen.

Influenza is al geruime tijd een belangrijke respiratoire infectieziekte bij varkens, maar de dierziekte is niet gereguleerd en heeft geen ernstige economische schade door handelsbeperkingen tot gevolg. Wel is het denkbaar dat verschillende influenzavirussen die gelijktijdig in het varken aanwezig zijn, genen uitwisselen (reassortment) waardoor een voor de mens besmettelijke of gevaarlijke nieuwe vorm van het griepvirus ontstaat. Ook is het mogelijk dat een varkenshouder (of familielid) die besmet is met menselijke influenza, ook nog in aanraking komt met een influenzavirus van het varken. Reassortment kan dan eveneens een gevaarlijke nieuwe variant van influenza opleveren, die van mens op mens wordt overgedragen. Dat is niet alleen een risico voor de veehouders en hun familie, maar kan ook het begin zijn van een grieppandemie. De Mexicaanse griep is in 2009 waarschijnlijk op een dergelijke wijze in Noord-Amerika ontstaan. [9]

Het bovenstaande in ogenschouw genomen, kunnen wij het volgende concluderen:

  • een varkensstal draagt wel degelijk bij aan het risico op zoönosen;
  • de varkensstal in kwestie staat dicht op de bebouwde kom, de kortste afstand bedraagt immers tussen de bestaande stallen en de woningen ongeveer 120 m;
  • uitbreiding van de varkensstal is dus gezien de gezondheidsrisico’s en de onzekerheid over het terugdringen van emissies, onacceptabel.

VI Geuroverlast en schadelijke luchtkwaliteit in omgeving

De omgeving van de varkensstal kenmerkt zich aan het ene deel van de weg als agrarisch c.q. buitengebied en aan de overzijde van de weg als bebouwde kom. De varkensstal staat dus dicht op de bebouwde kom.

Omwonenden klagen dan ook over ondraaglijke stank afkomstig van de varkensstal. Stank die hen het woonplezier ernstig ontneemt. Dit is in verschillende media terug te lezen. Uit onderzoek blijkt dat zulke stankoverlast ernstige gevolgen kan hebben voor de gezondheid. Het onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden [10], toont aan dat omwonenden van veehouderijen minder goed functionerende longen hebben met meer longontstekingen, en vaker besmet zijn met bacteriën uit de veestapel. Onomstotelijk blijkt dat hierdoor het aantal longontstekingen in Noord-Brabant en Limburg al acht jaar lang 50 tot 60 procent boven het landelijk gemiddelde ligt. Het lijkt mij niet dat we een soortgelijke situatie willen creëren in onze gemeente.

De aanvrager kan hier tegenin brengen dat er daarom emissiearme stallen gebouwd moeten worden, maar over de effectiviteit daarvan bestaat dus al lange tijd grote twijfel. In 2018 publiceerde de Wageningen Universiteit (WUR) een onderzoek naar de werking van luchtwassers. [11] In oktober 2019 publiceerde het CBS de resultaten van een onderzoek op basis van 90.000 mestmonsters naar de effectiviteit van de emissiereductietechieken van veestallen. [12] Beide onderzoeken moesten concluderen dat ernstige twijfels bestaan over de werking van emissiereductietechniek in veestallen. Het plaatsen van luchtwassers lost de klachten van de omwonenden, en de daarbij behorende gezondheidsrisico’s, dus niet op.

Bovendien zijn luchtwasser brandversnellers tijdens stalbranden. Jaarlijks veroorzaken deze duizenden slachtoffers; weerloze dieren die geen kant op kunnen. De luchtwasser is een extra elektrische installatie in de stal. Dat vergroot het risico op brand, omdat die vaak ontstaat door kortsluiting. Zodra het vuur dit luchtkanaal bereikt, verspreidt het zich razendsnel door de hele stal.

Luchtwassers dragen er ook aan bij dat varkens hun hele leven giftige lucht inademen. Het filteren van de lucht is alleen mogelijk als stallen hermetisch zijn afgesloten van de buitenlucht. De varkens worden dus opgesloten in een potdichte stal vol giftige gassen. Hierdoor krijgen jaarlijks meer dan 5 miljoen varkens pijnlijke aandoeningen zoals long- en borstvliesontstekingen.

Schone Lucht akkoord

Het voorgaande laat de negatieve gezondheidseffecten zien als gevolg van de blootstelling aan emissies. U als overheid heeft een zorgplicht naar uw burgers toe. Uw gemeente neemt ook deel aan het Schone Lucht Akkoord. De ambitie van dit akkoord is om 50% gezondheidswinst te bereiken in 2030 ten opzichte van 2016. Wij zien in het ontwerpbesluit echter geen enkel overzicht van maatregelen die uw college voornemens is te nemen om de gezondheidsschade door luchtvervuiling – die door het verlenen van de omgevingsvergunning zal toenemen - te verminderen.

VII De varkensstal kan geen uitzondering zijn

Een van de veehouderijen wiens natuurvergunning door de rechtbank Midden-Nederland werd vernietigd is de geitenhouderij aan de Rijksstraatweg 1 in Leersum. Deze veehouderij staat op 2,6 km afstand van de varkensstal. De vergunning voor de uitbreiding van de geitenstal is vernietigd vanwege de schadelijke gevolgen die de stal zou hebben voor de natura-2000 gebieden Rijntakken en Kolland & Overlangbroek. De rechtbank heeft hiermee het belang onderstreept belangrijke natuurgebieden te beschermen tegen verdere stikstofdepositie. Mogen wij ervan uitgaan dat het de gemeente lukt om de bewoners aan de overzijde van de Nieuwe Steeg dan ook te beschermen?

Om bovenstaande redenen verzoeken wij het college geen vergunning te verlenen voor het veranderen van de inrichting van de varkens- en rundveestal en de uitbreiding van de veestapel.

Graag ontvangen wij een reactie op bovenstaande constateringen en worden wij geïnformeerd over de procedurele behandeling van deze zienswijze en het verdere verloop van de vergunning verleningsprocedure.

Voetnoten:

  1. https://www.cbs.nl/-/media/_pd...
  2. Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, r.o.v. 39.5.
  3. Rechtbank Noord-Nederland, 11 maart 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:810.
  4. Rechtbank Midden-Nederland, 22 september 2021, ECLI:NL:RBMNL:4521, r.o.v. 26.
  5. Rechtbank Overijssel, 11 mei 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:1233.
  6. Nationaal Programma Landelijk Gebied, beleidsnota startnotitie, 10 juni 2022
  7. NRC, Meer dan de helft van veeboeren moet stoppen of krimpen, 21 juli 2022.
  8. Rechtbank Midden-Nederland, 22 september 2021, ECLI:NL:RBMNL:4521.
  9. https://www.rijksoverheid.nl/d...
  10. https://www.rivm.nl/veehouderi...
  11. https://www.wur.nl/nl/nieuws/R...
  12. https://www.cbs.nl/-/media/_pd...


Interessant voor jou

Algemene beschouwingen 2022

Lees verder

Partij voor de Dieren pleit voor uitstel plannen Sportlaan

Lees verder

Verbeter de wereld, begin in Utrechtse Heuvelrug

    Word lid Doneer