Oordeel­vorming 'Vervolg methodiek duurzame opwek energie': grond­honger


Avond van de Raad Spoor Ruimte 6 november 2023

6 november 2023

Voorzitter,

In Nederland woedt een strijd om schaarse grond. We hebben meer natuur nodig om de biodiversiteit te herstellen, meer bouwgrond om meer woonruimte te realiseren en ook meer ruimte voor een steeds kleinere veestapel. En dan zijn we er nog niet. Anderen willen weer meer sportvelden, bedrijfsterreinen, kantoorgebouwen, datacenters, meer wegen… de lijst is haast eindeloos. Door alle grondwensen raakt Nederland meer en meer overbelast. Nederland lijdt hierdoor aan grondhonger.


De gemeente Utrechtse Heuvelrug wil in 2050 klimaatneutraal zijn. Duurzame opwek van energie is daarvoor nodig en de gemeente is voornemens deze opgave volledig met zonnevelden te realiseren. De raad wordt nu gevraagd een methode te kiezen om tenminste 80 hectare aan grond vol te bouwen met zonnevelden. Hiermee kiest de gemeente voor een vorm van energie opwek die de meeste ruimte inneemt. Hoezo grondhonger?

Het college stelt drie methodes voor: 1. ‘wie het eerst komt, die het eerst maalt’, een methode waarbij initiatieven op volgorde van binnenkomst worden behandeld; 2. de maatschappelijke uitvraag, een methode waarbij alle initiatiefnemers in een vooraf gecommuniceerde periode en volgens specifieke voorwaarden en beleid een plan mogen indienen om mee te doen aan de beoordeling; 3. de gebiedsgericht aanpak, een methode waarin een gebied centraal staat en niet één sectorale opgave zoals de opwek van duurzame energie maar er ook wordt gezocht andere opgave te combineren. Dit noemen we koppelkansen. De gebiedsgericht aanpak is een procesmatige werkwijze waarbij de kenmerken, opgaven en mogelijkheden van een gebied centraal staan.

Het college stelt als voorkeursmethode een verbeterde maatschappelijke uitvraag voor. Het woord ‘verbeterd’ lijkt hier te betekenen: we hebben het de vorige keer verkeerd gedaan, maar nu slaan we dezelfde weg in zonder dezelfde fouten te maken. Maar er is ook de gebiedsgericht aanpak. Deze biedt de meeste koppelkansen, en gaat uit van een integrale benadering waarbij het gebied centraal staat. Denk hierbij aan natuurherstel, lokaal eigenaarschap, voedselproductie, klimaatadaptatie, ruimtelijke kwaliteit, etc. Zouden we kiezen voor de maatschappelijke uitvraag, dan kunnen we wel kaders stellen, maar is het nog altijd het verdienmodel van een investeringsbedrijf die doorslaggevend is voor de uiteindelijke inrichting van ons landschap. De gemeente levert hiermee de eigen zeggenschap over het buitengebied in en draagt het over aan de markt. Dit moeten we dan óf heel goed kaderen óf gewoon niet willen.

Een gebiedsproces biedt de gemeente gewoonweg meer kansen om verschillende grote opgaven aan te pakken. In zo’n proces zitten verschillende ‘partijen’ om de tafel om hun wensen en belangen te bespreken. Dit is een uitgelezen kans om de behoeften die er zijn op het gebied van natuurontwikkeling, voedselproductie, klimaatadaptatie, waterberging, etc. etc. samen te laten komen! De vraag is dus: gaan we zelf aan de slag of laten we het over aan de markt en moeten we straks kiezen tussen verschillende businessplannen in de hoop dat er een tussen zit die het meest dichtbij onze ambities ligt.

Zo’n gebiedsgerichte aanpak kost echter wel tijd en de vraag is of we die nog hebben gezien de opwarmende aarde. We hebben dus te kampen met grond- en tijdschaarste. De projecten om aan onze RES-doelstelling van 0,08 TWh te voldoen, moeten voor 2025 vergund zijn. Maar voor die tijd hebben we het probleem van netcongestie, de overbelasting van onze netcapaciteit, niet opgelost!

Dat wordt naar verwachting pas in 2029 opgelost. In de tussentijd hebben we een tekort aan tijd en aan ruimte – op het land én op het net. De vraag die dan overblijft is: hoe kunnen we tijd én ruimte winnen? Ik wil het college dan ook verzoeken windenergie te heroverwegen. Een windmolen levert tegenwoordig al gauw 5 megawatt op, genoeg om 5000 huishoudens van energie te voorzien. Ook biedt het een antwoord op het probleem van netcongestie. Een gezonde mix van zonne-energie overdag en windenergie in de avond (dan is de energievraag het grootst) zorgt ervoor dat het aanbod van stroom beter wordt verdeeld over het net. En dan de ruimte. Eén windmolen scheelt al gauw 5 hectare aan zonnevelden, wat ruimte én tijd biedt om beter na te denken over hoe we onze zonnevelden inrichten in samenspraak met onze natuur-, landbouw- en woningbouwopgaven. De omgeving rondom een turbine – met zwarte wiek en slimme camera’s – blijft beschikbaar voor natuur en landbouw en bovendien: een turbine is niet definitief. We hoeven er geen 3 km in de aarde voor te boren en we hoeven er ook niet 80 hectare voor te bebouwen.

Conclusie: de grond blijft schaars en de honger groot. Een heroverweging van windenergie door onze gemeente zou weleens heel veel ruimte- en tijdswinst kunnen opleveren.